Bij het testen van software kun je gebruik maken van testscripts of unit tests. Daarnaast voeren de testers ook menselijke handelingen uit om fouten op te sporen. Software-testers kijken naar wat er fout kan gaan bij het in gebruik nemen van een product.
Neem bijvoorbeeld het inlogscherm van een app. Bij een inlogscherm kan de gebruiker inloggen met een e-mailadres en een wachtwoord. De tester heeft dan een aantal verschillende testcases die allemaal getest moeten worden.
Bijvoorbeeld: wat er gebeurt als het e-mail vakje leeg is, wanneer het wachtwoord vakje leeg is, of wanneer de combinatie van beiden niet klopt? Elke aparte handeling is een losse casus die moet worden nagelopen, getest en goedgekeurd.
Je kunt je voorstellen dat er bij nieuwe software of bij een update enorm veel scenario’s zijn die getest moeten worden. Dat gaat een stuk sneller als het automatisch gebeurt.
Daarom wordt er vaak automatisch in een geïsoleerde omgeving getest. Dit gebeurt aan de hand van vooraf gestelde scenario’s die heel strikt zijn vastgelegd. Als er één afwijking is, wordt een release automatisch geblokkeerd. De nieuwe versie kan dan niet live gaan. Het voordeel hiervan is dat een gebrek al aan het licht komt, voordat de nieuwe versie gebruikt wordt. Het probleem kan dan tijdig worden getackeld